(Belgium)
In de biografie The King of Oil schetst de Zwitserse journalist Daniel Ammann een opvallend mild portret van de omstreden Amerikaanse oliehandelaar Marc Rich (75). In de jaren tachtig kreeg Rich, die in Antwerpen werd geboren, de publieke opinie over zich heen toen aanklager Rudolph Giuliani hem beschuldigde van grootschalige belastingontduiking én van illegale oliehandel met Iran. Toen president Bill Clinton hem in 2001 gratie verleende, luidde de kritiek dat Rich zelfs de gunsten van de machtigste man ter wereld kon kopen. Ammann somt in zijn boek de talrijke steken op die Giuliani liet vallen bij zijn (tevergeefse) pogingen om Rich voor de rechter te slepen. Ook gunt hij de lezer een soms ontstellende blik achter de schermen van de internationale grondstoffenhandel.
Tim F. Van der Mensbrugghe
De kans dat Marc Rich zijn naam ooit nog gezuiverd krijgt, lijkt onbestaand. Niet dat hij daar zelf al veel tijd en energie in stak: gedurende z’n hele leven heeft Rich contact met de pers gemeden als de pest. De handelaar in grondstoffen is als de dood voor publiciteit. In zijn branche worden deals, zoals de verkoop van Iraanse olie aan Israël, het liefst in alle discretie gesloten. Vandaar ook de ondertitel van Daniel Ammanns boek: The Secret Lives of Marc Rich. Ammann zelf was uitermate verbaasd dat Rich hem te woord wou staan.
Openbaar aanklager Rudy Giuliani, de latere burgemeester van New York, pakte Rich echter waar het bijzonder veel pijn deed. Samen met zakenpartner Pincus ‘Pinky’ Green werd Rich begin jaren tachtig aan de schandpaal genageld in wat de grootste zaak van belastingontduiking in de Amerikaanse geschiedenis werd genoemd. Giuliani deed er nog een indrukwekkende schep bovenop door de twee traders te beschuldigen van samenzwering en van handel met de vijand, te weten Iran. Green en Rich wachtten hun proces niet af en vluchtten met hun gezin naar Zwitserland, waar het moederbedrijf Marc Rich + Co. AG gevestigd was. “Dispite his fabulous wealth, Rich lost control over his own name”, noteert Ammann.
Maffiosi
“I was painted as the biggest devil”, zegt Rich tegen de journalist, die geen greintje zelfmedelijden waarneemt bij zijn gesprekspartner. Inderdaad, in de enige andere biografie over Rich, het bijna 25 jaar oude Metal Men: Marc Rich and the 10-Billion-Dollar Scam, omschreef auteur A. Craig Copetas de zakenman als “the veritable Prince of Darkness” met vingers “sticky with the blood, sweat, and tears of the Third World”.
Het Amerikaanse gerecht nam draconische maatregelen [3], oorspronkelijk enkel bedoeld voor de zwaarste maffiosi, om de voortvluchtige oliehandelaar klein te krijgen. De Amerikaanse bankrekeningen van Rich en van zijn vele bedrijven werden zonder pardon geblokkeerd. “We shut ‘em down”, getuigt toenmalig procureur Morris ‘Sandy’ Weinberg tegenover Ammann. “We shut the company down for a year. They couldn’t operate in the U.S.” Weinberg schat dat Rich zodoende een miljard dollar kwijtspeelde.
Doodgezwegen
Zowel het Cuba van Fidel Castro, het Zuid-Afrika onder de apartheid, het fascistische Spanje van Franco als de aartsvijanden Israël en Iran maakten gebruik van de diensten van Marc Rich
In tegenstelling tot de verwachtingen beschrijft Ammann in het hoofdstuk ‘The End of the King of Oil’ níét hoe Rich de duimen moest leggen voor de Amerikaanse autoriteiten. Zoals gezegd bevond het hoofdkwartier van Marc Rich + Co zich in het immer neutrale Zwitserland, en vandaar uit bleef de zakenman wereldwijd begeerde grondstoffen verhandelen. Ja, het bedrijf was gehandicapt, maar de winstmarge bleef groot genoeg om van ‘good business’ te spreken. Het werkelijke einde was het gevolg van een fout afgelopen deal van een overmoedig personeelslid. “The worst deal” van zijn carrière, zoals Rich zelf erkent. Hij zag zich in 1993 genoodzaakt om zijn imperium te verkopen aan het management, dat de naam van het moederbedrijf zo snel als maar kon, veranderde in Glencore. Glencore blijft tot vandaag een van de grootste spelers in de grondstoffenhandel.
Op de website van Glencore [4] wordt Marc Rich netjes doodgezwegen, zo stelt Ammann vast. Dat doet afbreuk aan de verdienste van de gehaaide oliehandelaar. Rich heeft immers niets minder verwezenlijkt dan de Amerikaanse droom:
Had it not been for Rich’s fall from grace, people would speak of him today as the American hero who broke Big Oil’s cartel […]. He would be described as the embodiment of the American dream, the poor immigrant who would later become a billionaire and a generous philantropist. For it is the American virtues, the American values, and, yes, the American vices Rich embodies that made him the King of Oil. Work harder. Concentrate on your goal. Think big and bold. Be aggressive. Be succesful.
Vrachtladingen geld
Volgens Ammann is het levensverhaal van Marc Rich “both typically American and typically Jewish”. In de lente van 1940 vluchtte hij als zesjarige jongen samen met zijn ouders uit Antwerpen toen de nazi’s België binnenvielen. Marcell Reich, zoals hij toen nog heette, kwam via Marokko in de Verenigde Staten terecht. Vader David ontpopte zich in het nieuwe thuisland tot succesvol handelaar. Zoon Marc heeft er altijd naar gestreefd dat succes te evenaren, een uitdaging waar hij ruimschoots in geslaagd is als men de miljoenen dollars die hij verdiend heeft in ogenschouw neemt.
Rich heeft echter meer gedaan dan zomaar vrachtladingen geld verdienen. Hij staat geboekstaafd als de uitvinder van de ’spot market’ voor ruwe olie. Vóór Marc Rich op het toneel verscheen, overheersten de Seven Sisters [5], een kartel van hoofdzakelijk Europese oliebedrijven, de oliemarkt in al haar facetten. Rich doorbrak dat patroon, eerst bij Philipp Brothers (thans Phibro, onderdeel van Citigroup) en vervolgens met zijn eigen bedrijf. Voortaan was ruwe olie beschikbaar op de vrije markt, on the spot.
Amorele houding
De verscheidenheid aan landen waarmee Rich deals sloot, is opmerkelijk. Zowel het Cuba na de communistische revolutie van Fidel Castro, het Zuid-Afrika onder het apartheidsregime, het fascistische Spanje van dictator Francisco Franco als de aartsvijanden Israël en Iran maakten gebruik van zijn diensten. Dat generaal Franco het regime van Adolf Hitler openlijk gesteund had en de staat Israël weigerde te erkennen, leek de Joodse zakenman allerminst te storen. Integendeel, Rich werd zo verliefd op Spanje dat hij er een grote villa liet neerpoten. Tegenover Ammann verklaart een oude vriend van Rich diens neutrale of zelfs amorele houding als volgt: “He didn’t care about politics, only about business and making money.”
Heel wat landen waarmee Rich zaken deed, kregen af te rekenen met stringente Amerikaanse handelsembargo’s. Dat Rich’ bedrijf gevestigd was in Zwitserland bleek daarom telkens weer een gouden zet: koppig aan zijn neutraliteit vasthoudend deed het Alpenland niet mee met de embargo’s die in Washington uitgeroepen werden. Het stelde Rich in staat om zijn banden met allerlei foute regimes te handhaven.
Persoonlijke nichemarkt
Rich was echter niet de enige pragmaticus in het spel. Franco zelf vond er in de jaren zestig geen graten in om, via Rich, olie te kopen van Israël, zolang dat maar zeer discreet en ver van alle publieke aandacht gebeurde. Zulke deals vormden op den duur een persoonlijke nichemarkt voor Rich:
Rich’s ability to bring together impropable business partners would soon become his trademark. He would repeatedly serve his clients as a discreet go-between – a kind of ‘crude oil midlleman.’ It would prove again and again to be the most lucrative kind of deal. In times of crisis, governments were prepared to pay a premium for strategically important commodities such as oil.
De grootste pragmatici zaten misschien wel in Iran, dat door de Amerikaanse overheid nog altijd bestempeld wordt als schurkenstaat. Al vóór de ayatollahs de islamitische republiek kwamen installeren, moest Iran officieel niets weten van de zionistische entiteit, maar in het geniep olie leveren aan Israël was nooit een probleem. De ironie van het lot wil dat precies Iran verantwoordelijk was voor zowel de opgang als de (publieke) ondergang van Marc Rich.
Het is geen overdrijving te stellen dat Rich zijn carrière te danken heeft aan een pijplijn die heimelijk beheerd werd door een Israëlisch-Iraanse joint venture met hoofdzetel in – alweer – Zwitserland. “It was a highly secretive and politically exploisive deal, which remains shrouded in secrecy to this day”, becommentarieert Daniel Ammann. Om de pijplijn te bouwen hadden Israël en Iran oliehandelaar Rich echter niet nodig daar beide landen voldoende te winnen hadden, respectievelijk olie en geld, om elkaar te vinden.
Clandestien
De bewuste pijplijn werd opgeleverd in 1969 en liep van de Israëlische havenstad Eilat, gelegen aan de Rode Zee, naar Ashkelon, aan de Middellandse Zee. Iran zou per schip clandestien olie leveren in Eilat, zodat Israël zijn dorst naar olie kon stillen. De voorwaarde van de Sjah van Iran was totale geheimhouding:
The shah demanded that Iran’s participation in the company remain a secret. When asked, the official answer from Iran would always be the same: “We do not sell oil to Israel.”
Dat de verkoop van olie tóch plaatsvond, was levensnoodzakelijk voor de Joodse staat:
The pipeline was an attempt to solve one of the Jewish state’s greatest strategic challenges, one that threatened the nation’s very survival: access to a steady supply of oil.
De vraag blijft dan: wat heeft Marc Rich daar allemaal mee te maken? Simpel. Rich wist dat er een infrastructuur was (de pijplijn van de Rode Zee naar de Middellandse Zee) én een producent die openstond voor discrete deals (Iran). Met de hulp van logistiek genie Pinky Green, die uitstekende contacten had in Teheran, verkreeg Rich toegang tot de Iraanse olie. Vanaf het jaar 1973 vertrokken vanuit de Israëlische haven Ashkelon tankers vol Iraanse olie naar, inderdaad, het Spanje van Franco. Het blijft een verbazingwekkende vaststelling dat zowel de producent als de uiteindelijke klant allebei landen waren die zich publiekelijk niet genoeg konden distantiëren van de staat waardoor de “politically controversial oil” vloeide: Israël. De immer neutrale Rich was in dezen de ideale tussenpersoon. Dankzij de bewuste pijplijn kon de handelaar zich alras kronen tot de King of Oil.
Een serieuze hoop roet
De jaren zeventig waren gouden jaren voor Rich en zijn in 1974 opgerichte bedrijf Marc Rich + Co. De Iraanse Revolutie van 1978 leek echter een serieuze hoop roet in het eten te zullen gooien. Iran was Rich’ belangrijkste leverancier van ruwe olie en toen de Sjah verdreven werd, zag het er niet goed uit voor de langetermijncontracten. Daarenboven bestormden op 4 november 1979 radicale volgelingen van Aytollah Khomeini de Amerikaanse ambassade in Teheran. Daarbij werden 63 VS-burgers gegijzeld. (Ze zouden pas begin 1981 vrijgelaten worden.)
De VS namen op 7 april 1980 maatregelen tegen Iran. De diplomatieke relaties werden afgebroken en de regering kondigde een strikt handelsembargo af:
President Carter forbade by executive order all financial transactions with Iran and banned “any person subject to the jurisdiction of the United States in connection with any transaction involving Iran, an Iranian governmental entity, or any person in Iran” from making “any payment, transfer of credit, or other transfer of funds or other property of interests therein, except for purposes of family remittances.”
Dat was buiten de gewiekste geest van Rich gerekend, wiens bedrijf nog altijd gevestigd was in het neutrale Zwitserland. Het embargo gold immers niet voor “any person subject to the jurisdiction of the United States which is a non banking association, corporation or other organization organized and doing business under the laws of any foreign country.” Daaruit concludeerde Rich dat er zijn Zwitserse bedrijf – organized and doing business under the laws of any foreign country – helemaal niets in de weg stond om Iraanse olie te blijven kopen.
Ontluisterend
Dat die Iraanse olie tout court beschikbaar was, is het gevolg van een van de “most astounding” zakendeals uit de twintigste eeuw, gesloten in de lente van 1979. Noem het volstrekt immoreel, hopeloos amoreel of gewoon briljant, maar je moet het maar doen:
Shortly after the revolution, the anti-Semitic, anticapitalistic, and anti-American regime of the Ayatollah Khomeini decided to do business with none other than the Jewish American businessman Marc Rich. In the end, the new government, which had canceled most of the contracts signed during the shah’s reign, decided to trade with one of his [de Sjah] most important partners.
Het contract met Iran werd jaarlijks vernieuwd, ook tijdens de gijzeling in de Amerikaanse ambassade. Het commentaar van Marc Rich tegen Daniel Ammann is even eenvoudig als ontluisterend: “It was very unpleasant and tragic for the hostages and humiliating for America, but it didn’t affect the business.” Rich bleef zaken doen met Iran tot in 1994, toen hij zijn bedrijf tot het laatste aandeel verkocht had aan het management. Ter herinnering: de aanklacht van Giuliani tegen Rich wegens handel met Iran stamde al van 1983.
Paniek
Het was precies door het contract met Iran dat Rich begin jaren tachtig in een heuse mediastorm terechtkwam. Niet de vermeende grootste belastingontduiking ooit, wél het handeldrijven met de aartsvijand hitste de gemoederen zo zwaar op. Openbaar aanklager Giuliani en procureur Weinberg waren daarbij niet bereid om een minnelijke schikking te treffen: Rich móést en zóú in de gevangenis belanden. De hetze waarmee Rich geconfronteerd werd en de onmogelijkheid om zich vrij te kopen deden hem in paniek de Verenigde Staten ontvluchten naar Zwitserland. Dat heeft zijn zaak allerminst geholpen:
“Marc Rich had lost all credibility; he was down the toilet. After that affair he was viewed as a scoundrel,” says Weinberg, who felt that Rich’s actions strengthened the prosecution’s hand. “It prejudiced him in court and in the public opinion. When people obstruct justice and try to interfere with your investigation, that indicates you’re right.”
In het hoofdstuk ‘The Case’ probeert Ammann te beschrijven hoe de zaak van de grootste belastingontduiking ooit in elkaar stak en welke maatregelen Giuliani en Weinberg namen tegen de voortvluchtige zakenman. Het enige wat echter duidelijk wordt, is dat de vermeende belastingontduiking voor vele interpretaties vatbaar is. Dat er in Zwitserland, waar Marc Rich + Co gevestigd was, andere regels golden dan in de VS maakt de brij er allerminst overzichtelijker op.
In ieder geval: de zaak escaleerde. De belastingontduiking was niet langer een zaak van “tax optimalization” maar van “organized crime”. Giuliani voerde Rich’ proces in de media. “The verdict of the public is definite. There is no appeal”, schrijft Ammann. Hoe meer olie Giuliani op het vuur goot, hoe schuldiger Rich moest zijn. Maar de arrogante manier waarop de Amerikaanse overheid omsprong met de Zwiterse autoriteiten zorgde er net voor dat de oliehandelaar níét zou worden uitgeleverd, zodat er ook geen proces gevoerd kon worden dat uitsluitsel gaf over de zaak. Uiteindelijk betaalde Marc Rich + Co. in 1984 wel een fikse schadevergoeding, zodat het bedrijf weer normaal kon functioneren.
Knap vervelende opmerking
Een triomfantelijke Giuliani maakte die deal bekend op een persconferentie, en benadrukte in één adem dat de klacht tegen Marc Rich zelf en Pinky Green niet zou worden ingetrokken. De twee bleven dus voortvluchtig. Procureur Sandy Weinberg, die tot vandaag rotsvast overtuigd blijft van de schuld van Rich, plaatst vraagtekens bij dat mediatieke optreden van de latere burgemeester Giuliani: “He’s so political. He was concerned that he’d be criticized by the New York Times if he did a deal with a fugitive.” In de allerlaatste zin van hoofdstuk ‘The Case’ voegt Ammann daar nog een knap vervelende opmerking aan toe:
What Giuliani failed to mention to reporters at the press conference was that he had had a first-class oppurtunity the previous year to have Marc Rich arrested, and didn’t.
Had Giuliani geen neus voor buitenkansjes, in tegenstelling tot zijn zo verguisde doelwit? Of was er iets anders aan de hand? Als je het hoofdstuk ‘Rudy Giuliani’s Failures’ leest, zou je haast vermoeden van wel. Na analyse van het dossier stelt Ammann dat de hele zaak tegen Marc Rich mogelijk op los zand gebouwd was: “There is simply too much doubt surrounding his guilt.” Dan nog is het vooral Giuliani’s aanpak van het dossier die ervoor gezorgd heeft dat Rich nooit voor de rechtbank is verschenen.
Bananenrepubliek
Ammann beschrijft hoe de toenmalige advocaat van de Zwiterse regering, Jürg Leutert, Giuliani tot in de details diets maakte hoe en op welke gronden hij de uitlevering van Marc Rich kon verkrijgen. Zwitserland heeft sinds 1900 namelijk een uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten. “Within the framework of this agreement a telephone call would have been enough. […] They only needed to ask us: Could you please arrest him pending receipt of an extradition request?”, zegt Leutert. Zoals de regisseur Roman Polanski thans merkt, zijn de Zwitsers daar behoorlijk strikt in. Het Alpenland heeft nog nooit een Amerikaans uitleveringsverzoek afgewezen. De enige voorwaarde is dat er zo’n verzoek komt. Dat is niet gebeurd, stelt Ammann vast:
Giuliani did not file a letter of request but instead chose to let the case escalate. He wanted to prove he was tough on white-collar criminals by making an example of Rich. Het wanted to play hardball.
Wel schoffeerde de Amerikaanse overheid de Zwitsers meermaals, hoewel die vaak genoeg hun bereidwilligheid hadden getoond om een oplossing voor het probleem-Rich te zoeken. Leutert getuigt dat Sandy Weinberg hem agressief en onbeleefd behandelde, zodanig zelfs dat het aanvoelde alsof de advocaat een bananenrepubliek “or a criminal government” vertegenwoordigde. Ook in Israël – Rich bezat ondertussen eveneens de Israëlische nationaliteit en kwam er vaak – vingen de VS bot. Ja, het Amerikaanse gerecht had de Israëlische regering gevraagd de oliehandelaar te arresteren, maar een uitleveringsverzoek is er nooit gekomen, zodat Israël niet op de vraag van de Amerikanen kon ingaan. De mogelijkheid om Rich te laten oppakken in Spanje, waar hij eveneens staatsburger was, werd zelfs niet bekeken:
U.S. authorities did not even attempt to have Rich extradited from Spain, as they simply assumed that the country did not allow the extradition of its own citizens.
Ferme bolwassing
Het House Committee on Government Operations (thans House Committee on Oversight and Government Reform), de parlementaire commissie die het verloop van de zaak-Rich onder de loep nam, gaf Giuliani, Weinberg en degenen die na hen het onderzoek voortzetten daarvoor een ferme bolwassing. De conclusie van de commissie was kort en duidelijk: “The United States lacked the political will to effect the return of these fugitives [Marc Rich en Pincus Green].” Het lijkt erop dat het mediatieke proces voor Giuliani belangrijker was dan een proces ten gronde voor de rechtbank. Daardoor is Rich nooit schuldig bevonden, maar werd hij wel door de hele wereld schuldig verklaard. Zelfs toenmalig procureur Sandy Weinberg kon jaren later niet anders dan vaststellen dat Rich “had been tarnished and tainted and represented basically as one of the world’s greatest criminals.”
Ammann somt daarop vijf blunders op die volgens juridische experts aantonen dat Rich wel degelijk onschuldig is. Onder die experts bevinden zich voormalige adviseurs van het Witte Huis, twee professoren en de voormalige baas van de fraudesectie van het Amerikaanse gerecht. De journalist vermeldt eerlijkheidshalve dat Rich op elk van hen een beroep gedaan heeft in de loop der jaren. De professoren Martin Ginsburg (Georgetown University Law Center) en Bernard Wolfman (Harvard School of Law) ontvingen voor hun onafhankelijke analyse zelfs een loon van respectievelijk 66.199 dollar en 30.745 dollar. In hoeverre hun onderzoek werkelijk onafhankelijk was, weten we niet, maar hun conclusie was wel duidelijk: de bedrijven van Rich waren de Amerikaanse overheid geen cent belastingen meer verschuldigd. Van belastingontduiking was met andere woorden geen sprake.
Springplank
Aangezien het nooit tot een proces gekomen is, zal er nooit een definitief oordeel zijn over de zaak. Het enige wat objectief vast te stellen is, is dat Marc Rich er een zeer kwalijke reputatie aan overhield, terwijl Rudy Giuliani en Sandy Weinberg hun carrière gelanceerd zagen, wat die laatste ook toegeeft aan Ammann. De journalist is van oordeel dat de zaak-Rich niet minder was dan de springplank naar een politieke carrière in het geval van Giuliani, die later twee keer verkozen werd als burgemeester van de stad New York en in 2008 mee in de running was om presidentskandidaat te worden voor de Republikeinse Partij:
One could go as far as to say that Giuliani’s political and very public career actually began with this case. As history has shown, the fact that the case escalated rapidly before virtually exploding as a media event was not exactly to Giuliani’s disadvantage. In all likelihood, this escalation was even desired.
Op 20 januari 2001, bijna twintig jaar nadat Marc Rich willens nillens in het middelpunt van de belangstelling beland was, laaide de hetze opnieuw op. Op zijn laatste dag als president van de Verenigde Staten verleende Bill Clinton zijn voortvluchtige landgenoten Marc Rich en Pincus Green gratie, “a full and unconditional pardon”. De reacties waren unaniem negatief. Politici, journalisten en vertegenwoordigers van het gerecht schreeuwden moord en brand. Columnist William Safire, winnaar van de Pulitzer Prize, noemde de beslissing van Clinton in The New York Times “the most flagrant abuse of the presidential pardon in U.S. history”. Rudy Giuliani was “flabbergasted”. De conclusie was duidelijk: Rich had zijn gratie simpelweg gekocht en Clinton had zijn eigen reputatie voor eeuwig en altijd bezoedeld.
Israëlische inlichtingendienst
Ammann reconstrueert in zijn boek de machinaties die aan Clintons beslissing voorafgingen. Daarbij valt op dat verschillende Israëlische toppolitici, zoals ex-premier Shimon Peres en toenmalig premier Ehud Barak, aan de telefoon hingen om bij de Amerikaanse president een goed woordje te doen voor Rich. Dat de zakenman de Israëlische inlichtingendienst Mossad van tijd tot tijd nuttige informatie had toegestopt, was men niet vergeten. Ook Rich’ liefdadigheidswerken in de Palestijnse gebieden pleitten in zijn voordeel. Daarnaast deed de entourage van Rich een beroep op diens ex-vrouw Denise, die op een goed blaadje stond bij de familie Clinton en een gulle aanhangster was van de Democratische Partij. Dat alles met het bekende gevolg: de gratie was binnen, de bom ontplofte, en Rich werd nog maar eens collectief afgeschilderd als “the most wanted white-collar criminal in U.S. history”.
De hoop dat hij weer een degelijke reputatie zou kunnen opbouwen, was ogenblikkelijk vervlogen. De felle reacties deden hem besluiten nooit nog voet te zetten op Amerikaanse bodem, een standpunt waar hij tot vandaag bij blijft. “They might still have an unpaid parking ticket from thirty years ago and might make a big case out of it. […] They would look for some excuse to apprehend me”, verklaart Rich aan Ammann.
Lachwekkend
De juridische heisa over de vraag of Marc Rich + Co. nu wel of niet de belastingen heeft ontdoken, en of een Zwitsers bedrijf dat eigendom is van een Amerikaanse zakenman nu wel of niet handel mocht drijven met schurkenstaat Iran, leidt de aandacht enigszins af van het fascinerende wereldje van de internationale grondstoffen- en ertsenhandel. De jacht op zijn persoon heeft Marc Rich in ieder geval nooit tegengehouden om overal ter wereld nieuwe langetermijncontracten af te sluiten met regeringen van de meest uiteenlopende politieke strekkingen. Burundi, Angola, Jamaica, Nigaragua: overal scheen Rich moeiteloos een voet aan de grond te krijgen.
De situaties die Ammann beschrijft, zijn vaak ronduit absurd, haast lachwekkend zelfs. Zo is er de anekdote over de vertegenwoordigers van het Amerikaanse oliebedrijf Exxon (thans ExxonMobil) die naar Angola trekken voor een vergadering met het plaatselijke staatsbedrijf Sonangol. Tot hun stomme verbazing worden ze ter plaatse niet verwelkomd door een zwarte, marxistische functionaris, maar door Pinky Green, die hen goedgemutst begroet: “How ya doin.”
Het wedervaren van de traders roept vragen op over de hypocrisie van de Amerikaanse regering, en bij uitbreiding van het hele Westen, bij het vastleggen van de criteria waaraan een schurkenstaat moet voldoen. Het politieke zwart-witdenken komt niet overeen met de grijze, amorele zone van de internationale grondstoffenhandel. De westerse mogendheden verkiezen al decennialang zich slechts te storen aan transacties met een handvol eeuwige vijanden, terwijl de handelswaar uit zogezegd onschuldige landen vol bloed mag hangen zonder dat er een haan naar kraait.
Collectieve verontwaardiging
In zijn epiloog haalt Ammann een gesprek aan dat hij had met een trader die lang voor Marc Rich gewerkt heeft. Ammann, die een blikje cola zit te drinken, begint over ethiek, waarop de trader hem met de neus op de feiten drukt:
“Ethics.” He laughed. Then he pointed at my Diet Coke. “Your Coke can is made of aluminum. The bauxite that is needed to make it probably comes from Guinea-Conakry. A terrible dictatorship, believe me,” he said. “The oil that is used to heat this room probably comes from Saudi Arabia. These good friends of the USA hack the hands off of thieves just like in the Middle Ages. Your cell phone? Without coltan there wouldn’t be any cell phones. Let’s not pretend. Coltan was used to finance the civil war in the Congo.”
Het is maar één van de vele passages die de lezer erop wijzen dat de internationale grondstoffenhandel geen ver-van-ons-bedshow is. Onze hele omgeving bestaat uit producten die discreet kwamen aangewaaid uit gebieden waar toestanden plaatsvinden die misschien toch wat meer collectieve verontwaardiging verdienen. Als je de biografie van Marc Rich dichtklapt, kun je je in ieder geval niet zomaar ontdoen van de gedachte: als die Marc Rich werkelijk schuldig is, dan zijn wij allen dat ook. Alleen heeft hij er een verbijsterend grote hoop geld mee verdiend.
source: https://www.apache.be/2010/01/05/het-besmeurde-leven-van-oliehandelaar-marc-rich/